vergeefs
Nederlands
Woordafbreking
- ver·geefs
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vruchteloos’ voor het eerst aangetroffen in 1291 [1]
- afgeleid van vergeven met het achtervoegsel -s [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vergeefs | vergeefser | vergeefst |
verbogen | vergeefse | vergeefsere | vergeefste |
partitief | vergeefs | vergeefsers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
vergeefs
- een negatief resultaat hebbend
- Hij deed een vergeefse poging om een ongeluk te voorkomen.
- Zijn poging was vergeefs.
Vertalingen
1.
Bijwoord
vergeefs
- met negatief resultaat
- Hij trachtte vergeefs een ongeluk te voorkomen.
Gangbaarheid
- Het woord vergeefs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vergeefs' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.