verbrijzelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·brij·ze·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vermorzelen’ voor het eerst aangetroffen in 1622 [1]
  • Afgeleid van het verouderde werkwoord brijzelen met het voorvoegsel ver-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verbrijzelen
verbrijzelde
verbrijzeld
zwak -d volledig

Werkwoord

verbrijzelen

  1. overgankelijk in vele kleine brokstukken breken
    • Met een slag van zijn moker verbrijzelde de bruut het been van zijn slachtoffer. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord verbrijzelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.