verbrijzelen
Nederlands
Woordafbreking
- ver·brij·ze·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vermorzelen’ voor het eerst aangetroffen in 1622 [1]
- Afgeleid van het verouderde werkwoord brijzelen met het voorvoegsel ver-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verbrijzelen |
verbrijzelde |
verbrijzeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
verbrijzelen
- overgankelijk in vele kleine brokstukken breken
- Met een slag van zijn moker verbrijzelde de bruut het been van zijn slachtoffer.
Gangbaarheid
- Het woord verbrijzelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verbrijzelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.