verbeuren
Nederlands
Woordafbreking
- ver·beu·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘als straf verliezen’ voor het eerst aangetroffen in 1237 [1]
- Afgeleid van beuren met het voorvoegsel ver-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verbeuren |
verbeurde |
verbeurd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
verbeuren
- overgankelijk het recht op iets verliezen
- Hij verbeurde daarmee zijn leven.
Gangbaarheid
- Het woord verbeuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verbeuren' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.