vastbijt
Nederlands
Woordafbreking
- vast·bijt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vastbijten |
vastbijt
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastbijten
- ... dat ik vastbijt.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastbijten
- ... dat jij vastbijt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastbijten
- ... dat hij vastbijt.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.