urgent
Nederlands
Woordafbreking
- ur·gent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dringend’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- van Frans [2][3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | urgent | urgenter | urgentst |
verbogen | urgente | urgentere | urgentste |
partitief | urgents | urgenters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
urgent
- zonder uitstel aandacht vereisend
Gangbaarheid
- Het woord urgent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'urgent' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.