unificeerden
Nederlands
Woordafbreking
- uni·fi·ceer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
unificeren |
unificeerden
- meervoud verleden tijd van unificeren
- Wij unificeerden.
- Jullie unificeerden.
- Zij unificeerden.
- Wij unificeerden.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.