uitvlogen
Nederlands
Woordafbreking
- uit·vlo·gen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitvliegen |
uitvlogen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitvliegen
- ...dat wij uitvlogen.
- ...dat jullie uitvlogen.
- ...dat zij uitvlogen.
- ...dat wij uitvlogen.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.