uitschoten
Nederlands
Woordafbreking
- uit·scho·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitschieten |
uitschoten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitschieten
- ...dat wij uitschoten.
- ...dat jullie uitschoten.
- ...dat zij uitschoten.
- ...dat wij uitschoten.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.