tweehonderdentachtig

Nederlands

0280
tweehonderdentachtig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·hon·derd·en·tach·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

tweehonderdentachtig

  1. "280", langere vorm van tweehonderdtachtig, tweehonderd plus tachtig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft tweehonderdentachtig euro en vijftig cent opgebracht. 
    1. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot tweehonderdentachtig. 
Synoniemen
  • tweehonderdtachtig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, het langere "tweehonderdentachtig" wordt zelden gebruikt)[1][2]
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

  • tweehonderdentachtigste

hooftelwoord samengesteld met "tweehonderdentachtig" ht als linkerdeel

  • tweehonderdentachtigduizend

Gangbaarheid

  • Het woord 'tweehonderdentachtig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.