trouwt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  trouwt    (hulp, bestand)
  • IPA: /trɑu̯t/
Woordafbreking
  • trouwt

Werkwoord

vervoeging van
trouwen

trouwt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trouwen
    • Jij trouwt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trouwen
    • Hij trouwt. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van trouwen
    • Trouwt! 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.