troetelen
Nederlands
Woordafbreking
- troe·te·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
troetelen |
troetelde |
getroeteld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
troetelen
- overgankelijk iemand liefkozend knuffelen
- Zij worden niet getroeteld den dewijd [sic!] zij in koude heuvelachtige omgevingen zijn, hebben zij een hard gestel.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- troetelallochtoon, troeteldier, troeteling, troetelkind, troetelmaniak, troetelnaam, troetelschijf, troetelwoord
Gangbaarheid
- Het woord troetelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'troetelen' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "troetelen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- troetelen op website: Etymologiebank.nl
- Bulletin Issues 17-23 1908 blz 78 Orange Free State (Province) Dept of agriculture.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.