troetelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • troe·te·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘koesteren’ voor het eerst aangetroffen in 1515 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
troetelen
troetelde
getroeteld
zwak -d volledig

Werkwoord

troetelen

  1. overgankelijk iemand liefkozend knuffelen
    • Zij worden niet getroeteld den dewijd [sic!] zij in koude heuvelachtige omgevingen zijn, hebben zij een hard gestel.[3] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord troetelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.