transleerde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trans·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
transleren

transleerde

  1. enkelvoud verleden tijd van transleren
    • Ik transleerde. 
    • Jij transleerde. 
    • Hij, zij, het transleerde. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.