transleerde
Nederlands
Woordafbreking
- trans·leer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
transleren |
transleerde
- enkelvoud verleden tijd van transleren
- Ik transleerde.
- Jij transleerde.
- Hij, zij, het transleerde.
- Ik transleerde.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.