trancheert
Nederlands
Woordafbreking
- tran·cheert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
trancheren |
trancheert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trancheren
- Jij trancheert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trancheren
- Hij trancheert.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van trancheren
- Trancheert!
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.