tramp
Nederlands
Woordafbreking
- tramp
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘zwerver’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- (vrachtschip op de wilde vaart) van het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tramp | tramps |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- zwerver [5]
- (scheepvaart) vrachtschip op de wilde vaart (d.w.z. zonder vooraf vast reisschema)
- trap met de voet [6]
Gangbaarheid
- Het woord tramp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tramp' herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "tramp" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- tramp op website: Etymologiebank.nl
- tramp op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.