traceren
Nederlands
Woordafbreking
- tra·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘nasporen’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [1]
- afgeleid van het Franse tracer (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
traceren |
traceerde |
getraceerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
traceren
- overgankelijk de gang of oorsprong van iets nagaan
- De agenten trachtten het telefoongesprek te traceren, maar daarvoor was het te kort.
Gangbaarheid
- Het woord traceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'traceren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.