toddik
Nederlands
Woordafbreking
- tod·dik
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van todde met het achtervoegsel -ik [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toddik | toddikken |
verkleinwoord | toddikje | toddikjes |
Zelfstandig naamwoord
toddik o [2]
- Een ander maal werd hij 's avonds laat uitgejouwd voor toddik en hondenmepper. [3]
Gangbaarheid
- Het woord 'toddik' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'toddik' herkend door:
8 % | van de Nederlanders; |
3 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- toddik op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Manus Peet, Querido 1922
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.