tippen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tip·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tippen
tipte
getipt
zwak -t volledig

Werkwoord

tippen

  1. overgankelijk een fooi geven
    • Ik tip altijd een vast bedrag. 
  1. overgankelijk een wenk, hint geven
    • Hij werd vooraf getipt als de grote favoriet. 
    • Waakzame burgers tipten de politie. 
  1. overgankelijk lichtjes aantikken
    • Hij leunt achterover en tipt het kegeltje as van zijn sigaar. 
  1. overgankelijk evenaren, op gelijke hoogte komen
    • De omzetcijfers van dit jaar zijn goed, maar kunnen nog niet tippen aan die van vorig jaar. 

Zelfstandig naamwoord

tippen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tip
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord tippen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie


Deens

Woordafbreking
  • tip·pen

Zelfstandig naamwoord

tippen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van tip

Noors

Woordafbreking
  • tip·pen

Zelfstandig naamwoord

tippen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van tipp

Zelfstandig naamwoord

tippen, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van tippe
Synoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.