tippen
Nederlands
Woordafbreking
- tip·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tippen |
tipte |
getipt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
tippen
- overgankelijk een fooi geven
- Ik tip altijd een vast bedrag.
- overgankelijk een wenk, hint geven
- Hij werd vooraf getipt als de grote favoriet.
- Waakzame burgers tipten de politie.
- overgankelijk lichtjes aantikken
- Hij leunt achterover en tipt het kegeltje as van zijn sigaar.
- overgankelijk evenaren, op gelijke hoogte komen
- De omzetcijfers van dit jaar zijn goed, maar kunnen nog niet tippen aan die van vorig jaar.
Gangbaarheid
- Het woord tippen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tippen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Deens
Woordafbreking
- tip·pen
Noors
Woordafbreking
- tip·pen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.