tippel
Nederlands
Woordafbreking
- tip·pel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘stippeltje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1873 [1]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tippelen |
tippel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tippelen
- Ik tippel.
- gebiedende wijs van tippelen
- Tippel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tippelen
- Tippel je?
Gangbaarheid
- Het woord tippel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tippel' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.