telganger
Nederlands
Woordafbreking
- tel·gan·ger
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dier dat bij het draven afwisselend de rechter- en linkerpoten gelijk verzet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1724 [1]
- afgeleid van telgang met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | telganger | telgangers |
verkleinwoord | - | - |
Gangbaarheid
- Het woord telganger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'telganger' herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.