tel.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tel.    (hulp, bestand)
  • IPA: /teləˈfonʏmər/
Woordafbreking
  • tel.
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tel. -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

tel. o

  1. geplaatst voor de cijferreeks waarmee een persoon of organisatie gebeld kan worden
    • Ze wacht terwijl wij het kaartje lezen. In een rood kader met rechtsonder een Cattleya-bloem staat met sierletters:
      Bloemenhuis CATTLEYA
      Bloemist-Arrangeur?
      Specialist in Bruidswerk
      ook orchideeën, cactussen en tropische planten.
      (Gunstige kantoorabonnementen voor bloemwerk en plantendecoraties.) Joubertstraat 36. Tel. 020-183380.
       [1]

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.