teint
Nederlands
Woordafbreking
- teint
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kleur’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1680 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | teint | |
verkleinwoord | teintje | teintjes |
Zelfstandig naamwoord
teint v/m en o
- de kleur die het gelaat heeft, gezichts- of huidskleur.
Gangbaarheid
- Het woord teint staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'teint' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.