tast

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tast    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtɑst/
Woordafbreking
  • tast
enkelvoud meervoud
naamwoord tast -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

tast m

  1. het zintuig van de aanraking, met name van de handen
    • Het was pikkedonker, maar hij vond zijn weg op de tast. 

Werkwoord

vervoeging van
tasten

tast

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van tasten
  2. gebiedende wijs van tasten
vervoeging van
tassen

tast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tassen
    • Jij tast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tassen
    • Hij tast. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van tassen
    • Tast! 

Gangbaarheid

  • Het woord tast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.