tast
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
tast m
- het zintuig van de aanraking, met name van de handen
- Het was pikkedonker, maar hij vond zijn weg op de tast.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tasten |
tast
vervoeging van |
---|
tassen |
tast
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tassen
- Jij tast.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tassen
- Hij tast.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van tassen
- Tast!
Gangbaarheid
- Het woord tast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tast' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.