takt

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • takt
enkelvoud meervoud
naamwoord takt -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

takt

  1. deel van een cyclus in een verbrandingsmotor
Hyponiemen

Werkwoord

vervoeging van
takken

takt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van takken
    • Jij takt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van takken
    • Hij takt. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van takken
    • Takt! 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.