suis

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
  • suis

Werkwoord
vervoeging van
suizen

suis

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suizen
    • Ik suis. 
  2. gebiedende wijs van suizen
    • Suis! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suizen
    • Suis je? 


Frans
Uitspraak
  • IPA: /sɥi/

Werkwoord
vervoeging van
être

suis

  1. eerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van être
  1. «Je suis content.»
    Ik ben tevreden.
vervoeging van
suivre

suis

  1. eerste en tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van suivre
  2. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van suivre
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.