suizen
Nederlands
Woordafbreking
- sui·zen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zacht ruisen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
suizen |
suisde |
gesuisd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
suizen
- inergatief een ruisend geluid voortbrengen
- Na die wilde avond bonkte en suisde mijn arme hoofd.
- ergatief zich snel verplaatsen zodat er een ruisend geluid voortgebracht wordt
- Hij was op zijn snowboard van de helling gesuisd.
Gangbaarheid
- Het woord suizen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'suizen' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.