strubbeling
Nederlands
Woordafbreking
- strub·be·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | strubbeling | strubbelingen |
verkleinwoord | strubbelingetje | strubbelingetjes |
Zelfstandig naamwoord
strubbeling v
- ruzie of tegenwerking die te maken heeft met dingen die gedaan (moeten) worden
- De enige strubbeling is het geplande oefenduel van zaterdag. PSV zou spelen tegen FK Decic, maar de club uit Montenegro bleek zijn vluchten niet op tijd te hebben geboekt, waardoor de helft van de ploeg niet op tijd op Malta zou zijn. [3]
- Financieel was 2016 een goed jaar voor Air France-KLM. Maar dat kan de interne strubbelingen niet verhullen. [4]
Gangbaarheid
- Het woord strubbeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'strubbeling' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- strubbeling op website: Etymologiebank.nl
- Poll, F. van der De loomheid regeert in het trainingskamp (9 januari 2016) op website: nrc.nl geraadpleegd 2017-10-04
- Duursma, M.Relatieproblemen verstieren resultaten Air France-KLM (14 februari 2017)op website: nrc.nl geraadpleegd 2017-10-04
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.