strubbeling

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strub·be·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van strubbelen met het achtervoegsel -ing [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord strubbeling strubbelingen
verkleinwoord strubbelingetje strubbelingetjes

Zelfstandig naamwoord

strubbeling v

  1. ruzie of tegenwerking die te maken heeft met dingen die gedaan (moeten) worden
    • De enige strubbeling is het geplande oefenduel van zaterdag. PSV zou spelen tegen FK Decic, maar de club uit Montenegro bleek zijn vluchten niet op tijd te hebben geboekt, waardoor de helft van de ploeg niet op tijd op Malta zou zijn. [3]
    • Financieel was 2016 een goed jaar voor Air France-KLM. Maar dat kan de interne strubbelingen niet verhullen. [4]
Opmerkingen

Gangbaarheid

  • Het woord strubbeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.