striem

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • striem
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘streep op de huid’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord striem striemen
verkleinwoord striempje striempjes

Zelfstandig naamwoord

striem v / m [3] [4]

  1. streep in de huid
Hyponiemen

Werkwoord

vervoeging van
striemen

striem

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van striemen
    • Ik striem. 
  2. gebiedende wijs van striemen
    • Striem! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van striemen
    • Striem je? 

Gangbaarheid

  • Het woord striem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.