stretcher
Nederlands
Woordafbreking
- stret·cher
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vouwbed’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1]
- uit het Engels [2]
- Naamwoord van handeling van stretchen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stretcher | stretchers |
verkleinwoord | stretchertje | stretchertjes |
Zelfstandig naamwoord
stretcher m
- een lichtgewicht bed met demontabele of opklapbare poten en een opvouwbaar skelet
Gangbaarheid
- Het woord stretcher staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stretcher' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.