stretcher

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stret·cher
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vouwbed’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1]
  • uit het Engels [2]
  • Naamwoord van handeling van stretchen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord stretcher stretchers
verkleinwoord stretchertje stretchertjes

Zelfstandig naamwoord

stretcher m

  1. een lichtgewicht bed met demontabele of opklapbare poten en een opvouwbaar skelet
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord stretcher staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.