strak
Nederlands
Woordafbreking
- strak
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘erg goed’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1987 [1]
- In de betekenis van ‘niet plooiend, star’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1400 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | strak | strakker | strakst |
verbogen | strakke | strakkere | strakste |
partitief | straks | strakkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
strak
- nauwzittend, zonder plooien, glad
- Ze draagt een wit T-shirt boven een strakke spijkerbroek.
- Met een strak gezicht houdt hij vol dat hij het niet gedaan heeft.
- streng, zonder uitzonderingen
- In zijn huis gelden strakke regels.
- De sporter werkt volgens een strak schema.
- zonder franje, recht toe recht aan
- Die kunststroming wordt gekenmerkt door functionaliteit en strakke vormgeving.
Gangbaarheid
- Het woord strak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'strak' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.