stijldanste

• Geluid:  stijldanste    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈstɛildɑnstə /

• stijl·dans·te

• de stam  stijldans ww  met de uitgang -te

stijldanste

1. enkelvoud verleden tijd van stijldansen
   

   • Ik stijldanste. 
     
   • Jij stijldanste. 
     
   • Hij, zij, het stijldanste. 

1. • Ooit was ik een sociaal beest: iedere zaterdagavond ging ik op mijn manier uit, wat betekende dat ik naar de dansavond ging van de school waar ik stijldanste. [1]

• Het woord 'stijldanste' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.