stijg

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stijg
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘telwoord: twintigtal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1425 [1]

Werkwoord

vervoeging van
stijgen

stijg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stijgen
    • Ik stijg. 
  2. gebiedende wijs van stijgen
    • Stijg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stijgen
    • Stijg je? 

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.