stigmatiseren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stigmatiseren (hulp, bestand)
- IPA: / ˌstɪxmatiˈzerə(n) /
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
stigmatiseren | stigmatiserend |
stigmatisering | gestigmatiseerd |
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stigmatiseren |
stigmatiseerde |
gestigmatiseerd |
zwak -d | volledig |
Woordafbreking
- stig·ma·ti·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- van Frans stigmatiser, in de betekenis van ‘brandmerken’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1][2]
Werkwoord
stigmatiseren
- overgankelijk (religie) wonden toebrengen zoals Jesus deze tijdens zijn kruisiging verkreeg
- Op de Filippijnen waren een aantal mensen gestigmatiseerd doordat zij zich aan kruisiging onderworpen hadden.
- overgankelijk (figuurlijk) onuitwisbare wonden toebrengen
- Door deze gebeurtenis zou zij haar leven gestigmatiseerd blijven.
Gangbaarheid
- Het woord stigmatiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stigmatiseren' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.