sprankel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spran·kel

Werkwoord

vervoeging van
sprankelen

sprankel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sprankelen
    • Ik sprankel. 
  2. gebiedende wijs van sprankelen
    • Sprankel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sprankelen
    • Sprankel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord sprankel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.