sprankelen
Nederlands
Woordafbreking
- spran·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘fonkelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1808 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sprankelen |
sprankelde |
gesprankeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
sprankelen
- inergatief korte heldere lichtflitsjes voortbrengen door weerkaatsing of door vonkjes
- De champagne bruiste en sprankelde en zij stootten nog eens aan.
- inergatief overdrachtelijk een schitterende rol spelen, bruisend leven
- Er werd die avond gesprankeld dat het een lust was.
Vertalingen
1. korte heldere lichtflitsjes voortbrengen door weerkaatsing of door vonkjes
Gangbaarheid
- Het woord sprankelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sprankelen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.