sprankelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spran·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘fonkelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1808 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sprankelen
sprankelde
gesprankeld
zwak -d volledig

Werkwoord

sprankelen

  1. inergatief korte heldere lichtflitsjes voortbrengen door weerkaatsing of door vonkjes
    • De champagne bruiste en sprankelde en zij stootten nog eens aan. 
  1. inergatief overdrachtelijk een schitterende rol spelen, bruisend leven
    • Er werd die avond gesprankeld dat het een lust was. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sprankelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.