spoorzoeker
Nederlands
Woordafbreking
- spoor·zoe·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van spoorzoeken met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spoorzoeker | spoorzoekers |
verkleinwoord | spoorzoekertje | spoorzoekertjes |
Zelfstandig naamwoord
spoorzoeker m [1]
- iemand die sporen kan lezen en volgen
- Stolwijk toont zich niet alleen een volhardend spoorzoeker, maar ook een kritische luisteraar. Atjehers zijn dol op mythische heldenverhalen, maar de onderzoeker laat zich niet van de wijs brengen. Zo is hij terecht sceptisch over de pretenties en beweegredenen van Hasan di Tiro, de oprichter van de GAM, die in 2008 na een ballingschap van vier decennia terugkeerde naar Atjeh, zich een paleis liet bouwen en in 2010 overleed. [2]
Gangbaarheid
- Het woord spoorzoeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spoorzoeker' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.