spitsen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spit·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
spitsen
spitste
gespitst
zwak -t volledig

Werkwoord

spitsen

  1. scherp maken
    • spitsen. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • de oren spitsen
heel goed luisteren
  • Toen, plotseling, hoorden zij allen tegelijk het geschreeuw van de menigte, die verzameld was voor het Raadhuis. Zij spitsten de oren en hieven de Penselen op.[1]


Zelfstandig naamwoord

spitsen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord spits

Gangbaarheid

  • Het woord spitsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 94
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.