spagaat
Nederlands
Woordafbreking
- spa·gaat
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘spreidzit’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1970 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spagaat | spagaten |
verkleinwoord | spagaatje | spagaatjes |
Zelfstandig naamwoord
spagaat m
- een gymnastische houding waarbij een been naar voren en een naar achteren is gestrekt en een hoek van 180° vormen
- Hij blesseerde zich bij het doen van een spagaat.
- een moeilijke positie waarin iemand verkeert die zich gedwongen voelt rekening te houden met tegengestelde belangen en dergelijke
- Ze bevindt zich in een spagaat of ze wél of níét die wijziging door moet voeren.
Gangbaarheid
- Het woord spagaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spagaat' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.