soppen
Nederlands
Woordafbreking
- sop·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
soppen |
sopte |
gesopt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
soppen
- overgankelijk voedsel in een drank dopen
- Hij zat een beschuitje in zijn koffie te soppen.
- overgankelijk met sop schoonmaken
- Ik heb de hele vrijdag besteed aan het grondig soppen van m'n huis.
- inergatief (bij het kaartspel tachtigen) moedwillig een hoge kaart niet spelen
- Er wordt weer eens flink gesopt.
- inergatief geslachtsgemeenschap hebben
Gangbaarheid
- Het woord soppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'soppen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.