soelaas

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • soe·laas
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vertroosting’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord soelaas
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

soelaas o

  1. vertroosting, verbetering
    • De ventilator bood nauwelijk soelaas voor de vreselijke hitte in de klas. 

Gangbaarheid

  • Het woord soelaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.