snotter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snot·ter

Werkwoord

vervoeging van
snotteren

snotter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snotteren
    • Ik snotter. 
  2. gebiedende wijs van snotteren
    • Snotter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snotteren
    • Snotter je? 

Gangbaarheid

  • Het woord snotter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.