slaapwandel
Nederlands
Woordafbreking
- slaap·wan·del
Werkwoord
vervoeging van |
---|
slaapwandelen |
slaapwandel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slaapwandelen
- Ik slaapwandel.
- gebiedende wijs van slaapwandelen
- Slaapwandel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slaapwandelen
- Slaapwandel je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.