sit-in

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sit-in
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘zitstaking’ voor het eerst aangetroffen in 1966 [1]
  • Overgenomen van het Engelse sit-in
enkelvoud meervoud
naamwoord sit-in sit-ins
verkleinwoord sit-innetje sit-innetjes

Zelfstandig naamwoord

sit-in v/m

  1. een zitstaking, zitblokkade
    • Met de sit-in blokkeerden ze de toegang tot het gebouw. 

Gangbaarheid

  • Het woord sit-in staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
80 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.