sit-in
Nederlands
Woordafbreking
- sit-in
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘zitstaking’ voor het eerst aangetroffen in 1966 [1]
- Overgenomen van het Engelse sit-in
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sit-in | sit-ins |
verkleinwoord | sit-innetje | sit-innetjes |
Zelfstandig naamwoord
sit-in v/m
- een zitstaking, zitblokkade
- Met de sit-in blokkeerden ze de toegang tot het gebouw.
Gangbaarheid
- Het woord sit-in staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sit-in' herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.