simultaan
Nederlands
Woordafbreking
- si·mul·taan
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘gelijktijdig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | simultaan | simultaner | simultaanst |
verbogen | simultane | simultanere | simultaanste |
partitief | simultaans | simultaners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
simultaan
- Meer dan een vage schets is het niet, maar het beeld dat astronomen vanmiddag vrijgaven op zes simultane persconferenties over de hele wereld vormt een grote mijlpaal in de astronomie. [2]
Gangbaarheid
- Het woord simultaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'simultaan' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.