simmen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  simmen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsɪmə(n)/
Woordafbreking
  • sim·men
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘jengelen’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
  • sim met uitgang -en

Zelfstandig naamwoord

simmen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord sim

Gangbaarheid

  • Het woord simmen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
52 %van de Nederlanders;
23 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.