showroom
Nederlands
Woordafbreking
- show·room
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | showroom | showrooms |
verkleinwoord | showroompje | showroompjes |
Zelfstandig naamwoord
showroom m
- een zaal waarin koopwaar tentoongesteld staat
- Ik heb dit model niet in de showroom gezien.
Gangbaarheid
- Het woord showroom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'showroom' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.