showroom

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  showroom    (hulp, bestand)
  • IPA: /'sʲowrum/, /'ʃowrum/
Woordafbreking
  • show·room
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels.
enkelvoud meervoud
naamwoord showroom showrooms
verkleinwoord showroompje showroompjes

Zelfstandig naamwoord

showroom m

  1. een zaal waarin koopwaar tentoongesteld staat
    • Ik heb dit model niet in de showroom gezien. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord showroom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie


Engels

Zelfstandig naamwoord

showroom

  1. showroom
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.