schateren
Nederlands
Woordafbreking
- scha·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘helder weerklinken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schateren |
schaterde |
geschaterd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
schateren
- inergatief luidkeels lachen
- Het publiek schaterde na die rake opmerking.
Gangbaarheid
- Het woord schateren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schateren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.