rompa

Noors
Woordafbreking
  • rom·pa
Naar frequentie 6346

Zelfstandig naamwoord

rompa, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van rompe
Schrijfwijzen


Nynorsk
Woordafbreking
  • rom·pa

Zelfstandig naamwoord

rompa, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van rompe

Zelfstandig naamwoord

rompa

  1. verouderde spelling of vorm van romp van vóór 2012
(verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud van romp, v


Spaans

Werkwoord
vervoeging van
romper

rompa

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van romper
  1. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van romper
  1. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van romper
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.