revanche

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·van·che
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘genoegdoening’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • Afgeleid van het Franse werkwoord revancher
enkelvoud meervoud
naamwoord revanche revanches
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

revanche v/m

  1. vergelding, terugpakking, wraakneming
  2. een nieuwe kans om het verlies van de vorige keer te herstellen
    • Met de voetbalwedstrijd namen we onze revanche door te winnen met 2-1. 

Gangbaarheid

  • Het woord revanche staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.