respirator
Nederlands
Woordafbreking
- res·pi·ra·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van respireren met het achtervoegsel -ator [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | respirator | respiratoren respirators |
verkleinwoord | respiratortje | respiratortjes |
Zelfstandig naamwoord
respirator m [2]
- apparaat om de in te ademen lucht te zuiveren of ervoor te zorgen dat alleen verwarmde lucht wordt ingeademd
Gangbaarheid
- Het woord respirator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.