rantsoen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rant·soen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘portie’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1598 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord rantsoen rantsoenen
verkleinwoord rantsoentje rantsoentjes

Zelfstandig naamwoord

rantsoen o

  1. beperkte dagelijks verstrekte hoeveelheid voedsel
  2. losprijs
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rantsoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.